Wat is er mis met de Gouwespoorbrug?
ProRail als beheerder van spoorinfra wil weten of er als gevolg van veranderende weersomstandigheden en/of passerende treinen beweging is in de landhoofden of de middenpijler van de Gouwespoorbrug.
Daarom heeft Unihorn medio 2020 de nulmeting uitgevoerd en voeren en rapporteren we sinds die tijd diverse monitoringsmetingen uit.
Meten blijft weten. Hier voldoet één keer meten niet. Door langer te monitoren wordt het benodigde inzicht verkregen.
Hoe wordt de brug gemonitord? Op 6 locaties zijn inclinatiesensors geplaatst. Op de locaties 7 en 8 staan DNA’s (digitaal waterpasinstrument). Naast de sensors 1, 3 en 5 zijn op beide landhoofden en de tussenpijler trillingsmeters gemonteerd.
Wat doen we in dit project?
⦁ opstellen meetplan/monitoringsplan (conform RLN000416-1 Monitoring Spoorinfrastructuur)
⦁ verzorgen webportal voor volgen metingen
⦁ uitvoeren nulmeting / deformatiemeting
⦁ uitvoeren herhalingsmetingen deformatie (wekelijks)
⦁ plaatsen en uitlezen inclinatiesensoren op landhoofden en middenpijler
⦁ plaatsen en uitlezen versnellingsopnemers (verticaal) op landhoofden en middenpijler,
⦁ plaatsen en uitlezen van temperatuursensoren
⦁ verwerken van metingen in meetrapport (per 4 weken)
Het project in meer detail
De Gouwespoorbrug heeft een historie van storingen waardoor de brug niet open of dicht kan. Eerdere metingen konden geen eenduidig antwoord geven op wat er waar niet goed ging. Met de gekozen monitoringsopzet in combinatie met de nauwkeurigheid van de metingen wordt verwacht dat het gedrag van de brug onder invloed van temperatuur en passerende treinen voldoende geanalyseerd kan worden.
Vanzelfsprekend is begonnen met het opstellen van een meetplan/monitoringsplan.
Het doel van de monitoring is:
• vaststellen of de onderbouw van de draaibrug in de loop van de tijd (half jaar of meer) in een bepaalde richting verplaatst en/of verdraait t.o.v. “de wereld”;
• meten van de beweging van de onderbouwconstructies onderling;
• aan de hand van metingen met de versnellingsmeters bepalen wat de dynamische effecten zijn.
De metingen van de sensors zijn door opdrachtgever realtime in te zien in het web portaal.
Deformatiemetingen
De landhoofden en middenpijler worden ten opzichte van elkaar gemonitord door een klassieke (handmatige)
deformatiemeting. Het doel van deze meting is om inzichtelijk te maken of de landhoofden en de middenpijler ten opzichte van elkaar beweging vertonen.
De deformatiemeting wordt in een lokaal stelsel uitgevoerd met zes precisieprisma’s en een éénseconden total station. Op beide landhoofden en de middenpijler zijn elk twee prisma’s geplaatst.
De nulmeting is tweemaal uitgevoerd op dezelfde dag. Het gemiddelde van deze twee metingen is als referentie gebruikt. Tijdens de nulmeting is de as van het spoor gemeten. De meetpunten zijn met behulp van deze lijn op de x-as gedraaid van het lokale coördinatensysteem. Dit maakt het eenvoudig om de richting uit de eetresultaten te koppelen aan de ware bewegingen van de objecten.
De herhalingsmetingen worden elke week uitgevoerd door één en dezelfde persoon voor de volledige monitoringsperiode. De metingen vinden zoveel mogelijk rond hetzelfde tijdstip als de nulmeting plaats. Voor aanvang van de metingen worden de acclimatisatievoorschriften van de fabrikant gevolgd.
Inclinatiemetingen
De inclinatiesensors registreren de helling in twee assen die haaks op elkaar staan.
Als aanvullende informatie wordt ook de temperatuur geregistreerd.